Feiten en cijfers
Elk jaar krijgen ruim 42.000 mensen voor het eerst de diagnose hartfalen. Hiervan is 50% vrouw en 50% man. Naar schatting leven er zo’n 241.000 mensen met hartfalen in Nederland. Ruim 85% daarvan is 65 jaar of ouder.
- In 2022 stierven ruim 8.000 mensen aan hartfalen. Per dag zijn dit zo’n 13 vrouwen en 9 mannen.
- Jaarlijks worden ruim 33.000 mensen opgenomen in het ziekenhuis voor hartfalen.
- Vrouwen zijn gemiddeld 88 jaar als ze overlijden aan hartfalen en mannen gemiddeld 84 jaar.
- Bovengenoemde cijfers komen van de website van De Hartstichting (zomer 2024 voor het laatst bezocht).
Hartfalen is de voornaamste reden voor een ziekenhuisopname in Nederland, waarbij 65% van de patiënten binnen 5 jaar overlijdt na de eerste ziekenhuisopname.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier NYHA-klassen van hartfalen:
- Klasse I – In rust weinig of geen klachten.
- Klasse II – In rust weinig of geen klachten, maar wel bij normale inspanning.
- Klasse III – In rust weinig of geen klachten. Bij lichte inspanning zijn er al klachten.
- Klasse IV – Klachten bij elke inspanning en ook in rust.
Gesprek over de laatste levensfase
Uit recent onderzoek van Harteraad (2023) onder 293 mensen met hartfalen (80% NYHA-klasse I en II, 14% klassen III en 6% klasse IV) blijkt dat de meesten van hen (84%) nog nooit met een zorgverlener hebben gesproken over de laatste levensfase. Mensen met weinig beperkingen door hartfalen geven aan goed geïnformeerd en begeleid te willen worden tijdens de fase waarin het slechter zou gaan. Juist omdat de toekomst van hartfalen moeilijk te voorspellen is. Mensen die al een gesprek hebben gehad met een zorgverlener over de laatste levensfase zijn meestal tevreden en voelen zich geholpen. Degenen die het gesprek nog niet hebben gevoerd, denken dat het hen zou helpen als de zorgverlener hierover begint.
Het laatste jaar van patiënten met hartfalen
Het verloop in de laatste levensfase bij patiënten met hartfalen is grillig en onzeker. In het proces van proactieve zorgplanning dient rekening gehouden te worden met de kenmerken van deze patiëntengroep. Deze specifieke kenmerken staan beschreven in recent onderzoek gepubliceerd in Huisarts & Wetenschap (2023) over het laatste jaar van patiënten met hartfalen:
Van de onderzochte populatie (n = 399) overleed 33,3% thuis, 32,6% in een ziekenhuis, 22,6% in een verzorgingshuis en 11,5% in een verpleeghuis of hospice. De gemiddelde tijd tussen diagnose en overlijden was 48 maanden (van 3 tot 285 maanden). De doodsoorzaak was bij 27,8% plotse hartdood, bij 23,1% progressief hartfalen en bij 49,1% niet-cardiaal. In het laatste levensjaar bezochten de patiënten gemiddeld 0,4 maal een cardiologische polikliniek en legde de huisarts gemiddeld 12,1 bezoeken af (van 0 tot 53).
Wat was al bekend?
- Het ziektebeloop bij hartfalen is grillig en gaat gepaard met een toename van ziektesymptomen
- Plotse hartdood en progressief hartfalen zijn belangrijke doodsoorzaken.
- In tegenstelling tot kanker ontbreekt bij hartfalen veelal een laatste fase met bedlegerigheid.
- Tot het laatst is tegen hartfalen gerichte medicatie nodig.
Wat zijn nieuwe inzichten?
- De huisarts levert in het laatste levensjaar meer zorg dan de cardioloog.
- Een duidelijke terminale fase treedt slechts bij een minderheid op.
- Als patiënten in het ziekenhuis overlijden, is dat vaak op een niet-cardiologische afdeling.
- Patiënten in de terminale fase krijgen weinig intraveneus diureticum en weinig palliatieve medicatie.
- Mede vanwege multimorbiditeit sterven veel patiënten eerder met dan door hartfalen. Patiënten hadden gemiddeld genomen 4,7 comorbide aandoeningen. Vooral COPD (35,1%), anemie (25,8%) en kanker (29,5%) waren vaak voorkomende niet-cardiale aandoeningen.
Een kanttekening bij deze inzichten is dat niet uitgesloten kan worden dat hartfalen een bijdrage heeft geleverd aan overlijden. Denk aan een longontsteking waarbij de patiënt zonder hartfalen wellicht niet aan overleden zou zijn.
Conclusie
- Een minderheid van de patiënten met vergevorderd hartfalen maakt een duidelijke terminale fase door.
- In het laatste levensjaar levert de huisarts meer medische zorg dan de cardioloog.