“De komende tien jaar hebben we geen tekort aan hospicebedden”
In de regio West-Brabant Oost werken de vier huidige hospices sinds 1 november jl. met een regionaal coördinatiepunt. “We willen dat iedereen op het juiste moment naar het juiste hospice komt”, zegt Ruben Kruithof, die als projectleider – samen met Miranda Groenenberg – betrokken is bij het project ‘Versterken Hospicezorg’ in deze regio. “Dat is goed voor de bewoner, maar ook voor de beschikbare capaciteit.”
Miranda Groenenberg en Ruben Kruithof, projectleider regio West-Brabant Oost.
De regio West-Brabant Oost telt vier hospices: twee in Breda, één in Dongen en één in Etten-Leur. Die in Breda behoren tot de zorginstellingen van Thebe, die in Dongen is van Mijzo en het hospice in Etten-Leur valt onder Avoord. In 2025 start de bouw van een vijfde hospice, hospice Altena in Sleeuwijk. Dit wordt een zelfstandig hospice. “Er is onder de hospices geïnventariseerd wat zoal de ervaringen waren met de ligduur van bewoners”, zegt Kruithof. “De uitersten in de ligduur liepen sterk uiteen. Aan de ene kant was er die ene tragische casus waarbij een ernstig zieke man onderweg naar het hospice in de ambulance overleed. Aan de andere kant was er een casus waarbij iemand pas overleed na een verblijf van twaalf maanden. Beide ervaringen zijn niet wenselijk.”
De oorzaken hiervoor zijn divers. Soms bleken verwijzers niet goed op de hoogte te zijn van de opnamecriteria. Soms werden bewoners niet goed genoeg geïnformeerd over ‘de regels van het spel’, met name als er sprake was van langliggers. En soms was het simpelweg niet meer mogelijk voor hospices om mensen uit te plaatsen, bijvoorbeeld omdat ze de huur van hun woning al hadden opgezegd toen de opname in het hospice een feit was.
Betere inschatting van de zorgbehoefte
De behoefte om de intakeprocedure in gezamenlijkheid te verbeteren, ontstond zodoende vanuit de praktijk. Met de komst van een regionaal coördinatiepunt, zo verwacht men, kan er binnen de regio een betere inschatting worden gemaakt van de zorgbehoefte van de aangemelde bewoner. Er zijn dan ook duidelijke inclusie- en exclusiecriteria voor opnames opgesteld. Het regionale coördinatiepunt wordt bemenst vanuit de diverse partijen die bij de regionale samenwerking rondom de hospicezorg zijn betrokken, zoals Thebe, Amphia en Mijzo. Verwijzers kunnen patiënten aanmelden via telefoon of mail. Ook heeft het aanmeldpunt een eigen website. Verwijzers kunnen in de app PalliArts zien welke hospices bedden beschikbaar hebben
“Met de introductie van een regionaal coördinatiepunt kun je de uitwassen in opnameproblemen misschien niet altijd voorkomen, maar je kunt wel de kans verkleinen dat deze problemen zich voordoen”, zegt Groenenberg. “Daarnaast is het belangrijk dat je de goede informatie en kennis deelt met je verwijzers en andere zorgprofessionals. En daar hebben we dan ook fors in geïnvesteerd.”
Toen de Stimuleringsimpuls Versterken Hospicezorg van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II (NPPZ II) beschikbaar kwam, besloot het Netwerk Palliatieve Zorg West-Brabant Oost van beide wensen – de komst van een regionaal coördinatiepunt én betere informatieverspreiding – één project te maken.
Investeren in het delen van informatie en kennis
Goede informatie en kennis delen was daarbij net zo cruciaal als het instellen van een regionaal coördinatiepunt. Kruithof: “We leerden uit onderzoek dat bij diverse zorgprofessionals bepaalde onjuiste aannames bestonden over hospicezorg. Bijvoorbeeld bij een huisarts die aangaf: ‘Ik heb in een paar maanden tijd drie keer gebeld naar hospice X met de vraag of ze plek hadden. Die plek was er niet. Dus dan houdt het een keer op. Dan bel ik geen vierde keer, want blijkbaar ligt men altijd vol’. Of bij de wijkverpleegkundige die er ten onrechte van uitgaat dat een verhuizing naar een hospice nog niet nodig is zolang zíj zich thuis nog kan redden.”
De onduidelijkheden gaan de hospices te lijf met bijvoorbeeld kennissessies voor huisartsen, waarin zij uitleg krijgen over de aanmeldprocedure en de te bieden zorg binnen het hospice. Ook gaan wijkverpleegkundigen in de regio af en toe meedraaien in een hospice, zodat zij kunnen zien welke zorg daar wordt geboden door zowel professionals als vrijwilligers.
Nieuwe afspraken
In de voorbije maanden van de projectduur zijn binnen de regio diverse afspraken gemaakt, die de hospices in de communicatie met verwijzers uiteraard delen. Groenenberg: “Zoals de proef dat er nu altijd binnen 24 uur na de aanmelding een verpleegkundige bij de patiënt op bezoek zal gaan om een intake te doen, óók in het weekend. Dat was een grote wens van de huisartsen uit de regio, dus deze afspraak geeft hen veel rust.”
Bijzondere doelgroepen
Een andere afspraak die is gemaakt, betreft de opname van bewoners die dementie hebben, kampen met psychiatrische problemen of verslaafd zijn. Uit onderzoek bleek dat geen enkel hospice in de regio zich geschikt voelt voor de opname van deze patiëntgroepen. “Moet er een speciaal hospice komen voor deze bijzondere doelgroepen? We hebben het onszelf afgevraagd”, zegt Groenenberg. “In de afwegingen kwam ook de optie voorbij om op dit gebied een samenwerkingsafspraak te maken met het hospice Balade in Waalwijk, dat net buiten onze regiogrens ligt. Daar heeft men expertise opgebouwd met deze bijzondere doelgroepen. Balade liet weten ruimte te hebben voor onze eventuele overloop. Dus daarmee was duidelijk dat een extra hospice niet nodig was. Daarnaast heeft Balade aangegeven dat zij hun kennis over deze speciale doelgroepen met ons wil delen. Het betekent concreet dat we soms bewoners met een speciaal aandachtsgebied in ‘onze’ hospices kunnen laten wonen, zonder dat een overplaatsing nodig is.”
Geen zorgen over capaciteit
In Nederland bestaan bij koepelorganisaties van hospices, zoals VPTZ Nederland en Associatie Hospicezorg Nederland (AHzN), grote zorgen over het aantal beschikbare hospicebedden. Men vreest op korte termijn tekorten, omdat de bevolking vergrijst. “Wat capaciteit betreft, maak ik me voor onze regio de komende tien jaar geen zorgen”, zegt Kruithof. “Op relatief korte termijn komt er een vijfde hospice bij, en voor verderop in de tijd – ik verwacht 2030 – zit een groot hospice in Oosterhout in de pijplijn. Daarmee hebben we voldoende plek in de regio.”
Waardevolle inspiratiesessies
Tijdens de looptijd van het project bezochten Kruithof en Groenenberg regelmatig inspiratiesessies die werden georganiseerd vanuit het NPPZ II. Deze sessies boden hen waardevolle inzichten en praktische handvatten. “Voor mij waren ze bijzonder nuttig”, vertelt Kruithof. “Ik kom niet uit de zorgwereld, zoals veel anderen, en heb veel geleerd over de uitdagingen en verschillen binnen de hospicezorg in Nederland. Zo kregen we inzicht in problemen die in de vier grote steden spelen, rondom de sociaal-economische status bijvoorbeeld, waarmee wij in onze regio minder te maken hebben. Ook leerde ik over de variaties tussen regio’s in Nederland: de indeling van de Netwerken Palliatieve Zorg komt bijvoorbeeld niet altijd overeen met de regio’s van de zorgkantoren. Dat maakt het lastig om eenduidige capaciteitsscenario’s te ontwikkelen. Tijdens de sessies is er volop gelegenheid van elkaar te leren. En daar heb ik dankbaar gebruik van gemaakt.”
“Deze sessies waren een echte bron van inspiratie en kennisuitwisseling,” vult Groenenberg aan. “Het was waardevol om ervaringen te delen met anderen en samen te leren. We hebben deze gelegenheid dan ook volop benut om nieuwe inzichten op te doen en praktische oplossingen te ontdekken die we in ons project konden toepassen.”