Dossier proactieve zorgplanning en hartfalen

Het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II (NPPZ II) staat voor de implementatie van het Kwaliteitskader palliatieve zorg Nederland, waarbij palliatieve zorg onderdeel wordt van het reguliere zorgproces. Dit is in lijn met de doelstellingen van het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het doel van het NPPZ II: voor iedere patiënt en naasten de juiste zorg, op de juiste plek, op het juiste moment, door de juiste zorgverlener, met de juiste financiering.
Dat doen we onder meer door informatie te ontsluiten en de samenwerking tussen Netwerken Palliatieve Zorg (NPZ) en ziekte-specifieke zorg(netwerken) te ondersteunen. In dit dossier vind je relevante informatie gebundeld over palliatieve zorg en meer specifiek over proactieve zorgplanning in de hartfalenzorg.
Het doel van dit dossier is om de coördinatoren van netwerken palliatieve zorg van informatie te voorzien over de organisatie en ontwikkelingen in de hartfalenzorg. Deze kennis kan behulpzaam zijn om samen met NVVC Connect-regio’s aan de slag te gaan met het verbeteren van de palliatieve zorg voor mensen met hartfalen.  Voor het schrijven van dit dossier hebben we gebruik gemaakt van de input van coördinatoren van netwerken palliatieve zorg en verpleegkundig specialisten uit een aantal ziekenhuizen.
Heb je feedback en suggesties voor dit dossier? Stuur een mail naar Linette Belo, adviseur Proactieve Zorgplanning bij Stichting PZNL, via l.belo@pznl.nl.

Op deze pagina

Palliatieve fase voor mensen met hartfalen

Feiten en cijfers
Elk jaar krijgen ruim 42.000 mensen voor het eerst de diagnose hartfalen. Hiervan is 50% vrouw en 50% man. Naar schatting leven er zo’n 241.000 mensen met hartfalen in Nederland. Ruim 85% daarvan is 65 jaar of ouder.

  • In 2022 stierven ruim 8.000 mensen aan hartfalen. Per dag zijn dit zo’n 13 vrouwen en 9 mannen.
  • Jaarlijks worden ruim 33.000 mensen opgenomen in het ziekenhuis voor hartfalen.
  • Vrouwen zijn gemiddeld 88 jaar als ze overlijden aan hartfalen en mannen gemiddeld 84 jaar.
  • Bovengenoemde cijfers komen van de website van De Hartstichting (zomer 2024 voor het laatst bezocht).

Hartfalen is de voornaamste reden voor een ziekenhuisopname in Nederland, waarbij 65% van de patiënten binnen 5 jaar overlijdt na de eerste ziekenhuisopname.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier NYHA-klassen van hartfalen:

  • Klasse I – In rust weinig of geen klachten.
  • Klasse II – In rust weinig of geen klachten, maar wel bij normale inspanning.
  • Klasse III – In rust weinig of geen klachten. Bij lichte inspanning zijn er al klachten.
  • Klasse IV – Klachten bij elke inspanning en ook in rust.

Gesprek over de laatste levensfase
Uit recent onderzoek van Harteraad (2023) onder 293 mensen met hartfalen (80% NYHA-klasse I en II, 14% klassen III en 6% klasse IV) blijkt dat de meesten van hen (84%) nog nooit met een zorgverlener hebben gesproken over de laatste levensfase. Mensen met weinig beperkingen door hartfalen geven aan goed geïnformeerd en begeleid te willen worden tijdens de fase waarin het slechter zou gaan. Juist omdat de toekomst van hartfalen moeilijk te voorspellen is. Mensen die al een gesprek hebben gehad met een zorgverlener over de laatste levensfase zijn meestal tevreden en voelen zich geholpen. Degenen die het gesprek nog niet hebben gevoerd, denken dat het hen zou helpen als de zorgverlener hierover begint.

Het laatste jaar van patiënten met hartfalen
Het verloop in de laatste levensfase bij patiënten met hartfalen is grillig en onzeker. In het proces van proactieve zorgplanning dient rekening gehouden te worden met de kenmerken van deze patiëntengroep. Deze specifieke kenmerken staan beschreven in recent onderzoek gepubliceerd in Huisarts & Wetenschap (2023) over het laatste jaar van patiënten met hartfalen:

Van de onderzochte populatie (n = 399) overleed 33,3% thuis, 32,6% in een ziekenhuis, 22,6% in een verzorgingshuis en 11,5% in een verpleeghuis of hospice. De gemiddelde tijd tussen diagnose en overlijden was 48 maanden (van 3 tot 285 maanden). De doodsoorzaak was bij 27,8% plotse hartdood, bij 23,1% progressief hartfalen en bij 49,1% niet-cardiaal. In het laatste levensjaar bezochten de patiënten gemiddeld 0,4 maal een cardiologische polikliniek en legde de huisarts gemiddeld 12,1 bezoeken af (van 0 tot 53).

Wat was al bekend?  

  • Het ziektebeloop bij hartfalen is grillig en gaat gepaard met een toename van ziektesymptomen
  • Plotse hartdood en progressief hartfalen zijn belangrijke doodsoorzaken.
  • In tegenstelling tot kanker ontbreekt bij hartfalen veelal een laatste fase met bedlegerigheid.
  • Tot het laatst is tegen hartfalen gerichte medicatie nodig.

Wat zijn nieuwe inzichten?  

  • De huisarts levert in het laatste levensjaar meer zorg dan de cardioloog.
  • Een duidelijke terminale fase treedt slechts bij een minderheid op.
  • Als patiënten in het ziekenhuis overlijden, is dat vaak op een niet-cardiologische afdeling.
  • Patiënten in de terminale fase krijgen weinig intraveneus diureticum en weinig palliatieve medicatie.
  • Mede vanwege multimorbiditeit sterven veel patiënten eerder met dan door hartfalen. Patiënten hadden gemiddeld genomen 4,7 comorbide aandoeningen. Vooral COPD (35,1%), anemie (25,8%) en kanker (29,5%) waren vaak voorkomende niet-cardiale aandoeningen.

Een kanttekening bij deze inzichten is dat niet uitgesloten kan worden dat hartfalen een bijdrage heeft geleverd aan overlijden. Denk aan een longontsteking waarbij de patiënt zonder hartfalen wellicht niet aan overleden zou zijn.

Conclusie

  • Een minderheid van de patiënten met vergevorderd hartfalen maakt een duidelijke terminale fase door.
  • In het laatste levensjaar levert de huisarts meer medische zorg dan de cardioloog.
Wat betekent proactieve zorgplanning in de hartfalenzorg? 

Wat betekent proactieve zorgplanning in de hartfalenzorg? 

Wensen en behoeften
Uit de knelpuntenanalyse (zie onder literatuurbespreking), ten behoeve van de ontwikkeling de module Advance Care Planning voor de Richtlijn Hartfalen NYHA-klasse III en IV (2018), blijkt dat de onderwerpen prognose, ziekteprogressie, problemen, behoeften en wensen voor de toekomst en het levenseinde bij mensen met hartfalen weinig worden besproken. Dit terwijl patiënten en naasten het waarderen wanneer het wel gebeurt. Vaak ontbreekt communicatie over reële behandeldoelen in overeenstemming met de wens en voorkeuren van patiënt, bij voorkeur vastgelegd in een schriftelijk zorgplan. Een knelpunt daarbij is de onvoorspelbaarheid van het ziektetraject, waardoor een ‘prognostische paralyse’ (‘de patiënt is weer opgeknapt en ik wil de patiënt niet onnodig verontrusten met een niet te duiden verminderde prognose’) bij de zorgverleners bestaat. Deze verlamming staat gezamenlijke bespreking van en besluitvorming over toekomstige zorgopties en -behoeften in de weg.

Definitie proactieve zorgplanning
In de Richtlijn palliatieve zorg bij hartfalen NYHA-klasse II en IV wordt de volgende definitie voor advance care planning (synoniem voor proactieve zorgplanning) gehanteerd: ‘ACP is het proces waarin de patiënt samen met de zorgverlener en de naasten beslissingen neemt over de toekomstige zorg en over toekomstige medische behandelingen’. De Richtlijn Proactieve Zorgplanning hanteert de deze definitie: ‘Proactieve zorgplanning is het proces van in gesprek gaan, vooruitdenken, plannen en organiseren van gewenste passende zorg (in de palliatieve fase). Dit omvat zowel de fysieke, de psychische, de sociale als de zingevingsdimensie. Met gezamenlijke besluitvorming als leidraad is proactieve zorgplanning een continu en dynamisch proces van gesprekken over huidige en toekomstige levensdoelen en keuzes en welke zorg daar nu en in de toekomst bij past.’ 

Effecten palliatieve zorg
Het realiseren van proactieve zorgplanning binnen hartfalenzorg draagt direct bij aan de kwaliteit van palliatieve zorg voor hartfalenpatiënten. Palliatieve zorg voor hartfalenpatiënten binnen NYHA-klasse III en IV kan de volgende effecten hebben:

  • verbetering van de kwaliteit van leven, door o.a.;
  • zorg die past bij de waarden, wensen en behoeften van de patiënt en naasten;
  • afname van dyspneu en slaapstoornissen, depressie en angst;
  • mogelijk ongewenste zorg verminderen in de laatste levensfase, zoals:
  • minder bezoeken aan Spoedeisende Hulp;
  • minder of kortere ziekenhuisopnames;
  • minder opnames op intensive care;
  • minder noodzakelijke bezoeken door huisarts;
  • vaker overlijden op de plek van voorkeur van de patiënt (thuis of in hospice).

Bovenstaande is ook na te lezen op in de Richtlijn palliatieve zorg bij hartfalen NYHA-klasse III en IV onder het kopje ‘Wat is het effect van palliatieve zorg bij hartfalen?’.

De potentiële meerwaarde van proactieve zorgplanning wordt bevestigd door een project in het UMCG: UMCG-cardioloog Jennifer Coster liet in een project zien hoeveel winst proactieve zorgplanning oplevert. In het UMCG-project maakte Coster met dertig patiënten en hun naasten een zorgplan. Het resultaat was positief: alle mensen die dat wilden, overleden thuis. Ook belandden zij in hun laatste levensmaanden niet meer in het ziekenhuis.

Wat zijn de belangrijkste richtlijnen voor de praktijk van proactieve zorgplanning en hartfalenzorg?

Wat zijn de belangrijkste richtlijnen voor de praktijk van proactieve zorgplanning en hartfalenzorg?

De Richtlijn palliatieve zorg bij hartfalen NYHA-klasse III en IV (2017) wijdt een apart hoofdstuk aan advance care planning. De herziening van deze richtlijn is in 2024 opgestart (zie de knelpunteninventarisatie onder zorgverleners over palliatieve zorg bij hartfalen) en is naar verwachting in 2026 gereed. Op basis van de herziening wordt de in hoofdstuk 3 genoemde IKNL/Harteraad folder ‘Goede zorg voor mensen met ernstig hartfalen’ aangepast.

De Richtlijn Proactieve Zorgplanning (juni 2023) kan ook binnen hartfalenzorg worden ingezet.

Hoe is de netwerkzorg rondom de patiënt georganiseerd?

De vaak hoge leeftijd van patiënten met hartfalen, de veel voorkomende comorbiditeit en het feit dat de zorg op meerdere locaties (thuis, ziekenhuis, verpleeghuis) wordt geboden maakt hartfalenzorg complex (bron: zie overwegingen).

Betrokken zorgverleners
In het algemeen kunnen de volgende zorgverleners betrokken zijn bij de zorg voor een patiënt met hartfalen:

  • Hartfalenverpleegkundige of verpleegkundig specialist, dit is de intermediair tussen de verschillende lijnen van zorg
  • Cardioloog gespecialiseerd in hartfalen
  • Klinisch geriater en internist in geval van oudere patiënten in het ziekenhuis
  • Huisarts en praktijkondersteuner
  • Specialist ouderengeneeskunde, de verpleegkundig specialist en in sommige gevallen de arts verstandelijk gehandicapten zijn bij de behandeling betrokken wanneer de patiënt in een woonzorgcentrum of andere instelling verblijft
  • Psycholoog, maatschappelijk werker, geestelijk verzorgen of POH GGZ
  • Fysiotherapeut
  • Apotheker
  • Andere specialisten – zoals longarts, internist of oncoloog – zijn betrokken bij de zorg voor de patiënt wanneer er sprake is van co-morbiditeit

De regiebehandelaar is meestal arts.

In Nederland organiseren veel ziekenhuizen sinds een aantal jaren de zorg voor patiënten met hartfalen in hartfalenpoliklinieken waar in het algemeen multidisciplinair wordt gewerkt.

Hoe is de regionale netwerkvorming in de cardiologie georganiseerd?

Hoe is de regionale netwerkvorming in de cardiologie georganiseerd?

NVVC Connect
NVVC Connect is als initiatief vanuit de NVVC (Nederlandse Vereniging voor Cardiologie) opgericht en richt zich op het realiseren van transmurale samenwerking binnen de zorg voor patiënten met een hart- of vaatziekte. Samenwerkende partners zijn huisartsenorganisaties Nederlands Huisartsen Genootschap, Landelijke Huisartsen Vereniging, HartVaatHAG en InEen en partijen als Dutch CardioVascular Alliance, Harteraad, ZonMw en Hartstichting.

NVVC Connect-regio’s
Een NVVC Connect-regio is een samenwerkingsverband tussen minstens één ziekenhuis en één huisartsengroep. NVVC Connect ondersteunt de regio’s door het creëren van een lerend netwerk voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij patiënten met hart- en vaatziekten. Kijk op de website van NVVC Connect om te zien of er een dergelijk samenwerkingsverband is in jouw regio.

Voorbeelden van Regionale Transmurale Afspraken rondom hartfalen

Voorbeelden van Regionale Transmurale Afspraken rondom hartfalen

NPZ werken in sommige regio’s samen om de kennis over en weer te delen en afspraken te maken over de best mogelijke palliatieve zorg voor mensen met hartfalen. Proactieve zorgplanning is daar een onderdeel van.

In Regionale Transmurale Afspraken (RTA’s) is vastgelegd hoe de zorg voor patiënten met een specifieke aandoening in goede samenwerking tussen alle zorgverleners geregeld wordt. Dit is inclusief de palliatieve fase. Hieronder een tweetal voorbeelden van regionale transmurale zorgpaden hartfalen die in nauwe samenwerking met NPZ zijn gemaakt:

Regionale Transmurale Afspraak Hartfalen Rivierenland
De RTA Hartfalen Rivierenland is een samenwerkingsafspraak tussen Zorggroep Gelders Rivierenland, Eerstelijns Centrum Tiel, Ziekenhuis Rivierenland en Connect.  Dit zijn de geleerde lessen uit de pilot van Ziekenhuis Rivierenland Tiel:

  • De surprise question wordt bewuster gesteld, waardoor mogelijk eerder een proactief zorgplanningsgesprek wordt geïnitieerd.
  • Patiënten waarderen duidelijkheid en helderheid (wel/geen behandelopties, wat als..)
  • Patiënten horen graag van de behandelend arts zelf dat er geen curatieve behandelopties meer zijn.
  • Gesprek wordt gevoerd met patiënt, naasten, behandelend arts en verpleegkundig specialist of verpleegkundige waarbij de arts het eerste deel voor zijn/haar rekening neemt en de verpleegkundig specialist of verpleegkundig de rest (meestal zonder arts).
  • Iedere patiënt is uniek, iedere situatie is uniek. De zorg voor patiënten is daarmee nooit volledig in een protocol te vatten. De uitdagingen liggen op het vlak van transmurale communicatie, het uitwisselen van informatie tussen de verschillende zorgverleners.

Voor meer informatie, neem contact op met verpleegkundig specialist Rika Putters van Ziekenhuis Rivierenland via hartfalenpoli@zrt.nl.

Samenwerkingsafspraak palliatieve zorg voor mensen met hartfalen | Oss – Meierijstad – Maashorst
Deze regionale samenwerkingsafspraken gelden voor alle medewerkers van ziekenhuis Bernhoven, huisartsen, thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen werkzaam binnen de regio Oss-Meierijstad-Maashorst en omvatten afspraken over de volgende onderwerpen:

  • Markeren van terminaal hartfalen en hoe hier opvolging aan te geven.
  • Gezamenlijke besluitvorming over ‘in principe geen ziekenhuisopname meer’ (en dit vastleggen). Dit betreft gezamenlijke besluitvorming waar patiënt en zijn omgeving én cardioloog én huisarts (HA)/specialist ouderengeneeskunde (SO) positief over moeten zijn.
  • Overnemen van de behandelregie door de huisarts/specialist ouderengeneeskunde (en wat hierbij hulpbronnen zijn).
  • Aandachtspunten voor het zorgplan (denk aan reanimatie, palliatieve sedatie, euthanasie, existentiële vragen, zo nodig inschakelen en overdracht andere disciplines.
  • Nazorg voor naasten en (ver)zorgenden.

Hiervoor is het van belang om de samenwerkingsafspraak structureel op te nemen in scholingen (mede gezien de wisseling van functionarissen). Het is een uitdaging om de bereikbaarheid van de vele betrokkenen op orde te houden en de patiënt te betrekken in het proces.

Voor vragen, neem contact op met Monique van den Broek, coördinator van het Netwerk Palliatieve Zorg Oss-Meierijstad-Maashorst via coordinator@netwerkpalliatievezorg.info.

Meer voorbeelden
Op de website van NVVC Connect zijn meer Regionale Transmurale Afspraken op het gebied van hartfalen te vinden (als ook richtlijnen en standaarden, scholingsdocumenten en patiënten informatie). Aanvullende voorbeelden, onder meer van hoe hartfalenpoliklinieken en huisartsen samenwerken – met aandacht voor proactieve zorgplanning in de laatste levensfase-, zijn welkom! Wij voegen deze graag toe aan dit dossier.

Projecten om in de gaten te houden

Hieronder een aantal projecten die kennis rondom proactieve zorgplanning en hartfalen genereren en bundelen met aandacht voor thema’s als bewustwording, deskundigheidsbevordering en transmurale samenwerking.  

a. Passende zorg in de laatste levensjaren | Achterhoek en regio Zutphen
In dit project (2023-2026), van Netwerk Palliatieve Zorg Achterhoek en regio Zutphen en Netwerk Ouderen en Veerkracht Achterhoek, wordt regionale transmurale afstemming voor proactieve zorgplanning bij onder andere mensen met hartfalen ontwikkeld en in de praktijk gebracht. Hiernaast is er aandacht voor gegevensbeschikbaarheid, deskundigheidsbevordering van professionals en het doorbreken van het taboe bij de de patiënt. Dit project wordt gefinancierd vanuit het programma ‘Palliantie II’ van ZonMw.

Voor vragen, neem contact op met Hetty Top, coördinator van het Netwerk Palliatieve Zorg Achterhoek en regio Zutphen via hetty@hettytop.nl. 

b. OPCAR: Op weg naar implementatie van proactieve zorgplanning in de cardiologie | provincie Groningen
In dit project (2023-2026) wordt een regionaal transmuraal zorgpad voor proactieve zorgplanning bij hartfalen ontwikkeld. Dit gebeurt binnen Hartnet, een regionaal samenwerkingsverband van huisartsen, ziekenhuizen, zorgverzekeraars en patiëntvertegenwoordiging. Hierbij is aandacht voor uniforme digitale overdracht van gegevens tussen ziekenhuizen en de eerste lijn. Vervolgens wordt proactieve zorgplanning op de hartfalenpolikliniek van verschillende ziekenhuizen geïmplementeerd. Tot slot wordt onderzocht of de inzet van proactieve zorgplanning leidt tot meer tevredenheid bij patiënten met hartfalen, hun naasten en zorgverleners, en tot betere uitkomsten van de zorg. Dit project wordt gefinancierd vanuit het programma ‘Palliantie II’ van ZonMw.

Voor vragen, neem contact op met P. de Graeff, internist ouderengeneeskunde en consulent palliatief team, UMCG, p.de.graeff@umcg.nl.  

c. Gesprekken tijdige zorgplanning in VieCuri Medisch Centrum | Noord-Limburg 
In dit project van het topklinisch ziekenhuis in Noord-Limburg VieCuri Medisch Centrum en Netwerk Noord-Limburg wordt proactieve zorgplanning binnen het specialisme cardiologie – waaronder hartfalen – geïmplementeerd. Ook longgeneeskunde, oncologie en geriatrie werken volgens de nieuwe proactieve zorgplanningsprocotollen. Neurologie (Parkinson- en MS-poli) en de dialyse zijn in opstart. Onderdeel van de borging is het opstarten van intervisie voor zorgverleners. Zorgvragers met hartfalen worden, naast de voorlichting door de verpleegkundig specialist en de hartfalenverpleegkundige, via de webpagina Gesprek tijdige zorgplanning bij chronisch hartfalen voorbereid op het gesprek over tijdige zorgplanning middels schriftelijke informatie en een animatiefilm. Daarnaast vullen ze voorafgaand aan het gesprek een vragenlijst in om alvast samen met de naaste(n) en/ of mantelzorger(s) na te denken over de wensen en behoeften in de laatste levensfase. Ook wordt er een folder ontwikkeld om zorgvragers (breder dan cardiologie) te attenderen op en informeren over het belang van het vroegtijdig bespreekbaar maken van je wensen.

Voor vragen, neem contact op met Marian Kessels, coördinator van het Netwerk Palliatieve Zorg Noord-Limburg, via mariankessels@viecuri.nl.   

d. RAPHAEL – IntegRAting a Palliative Care ApproacH for PAtients with HEart FaiLure | negen Europese landen waaronder Nederland
In dit onderzoek (2024-2029) onder leiding van de afdeling huisartsgeneeskunde en verplegingswetenschap van het UMC Utrecht wordt ingezet op het integreren van een palliatieve zorgbenadering in de standaardzorg voor patiënten met hartfalen en hun naasten in Europa. Door sneller en beter in te spelen op de zorgbehoeften van elke individuele patiënt, verbetert de kwaliteit van leven van de patiënt en zijn/haar naasten. Aan het onderzoek nemen tien Europese landen deel, waarvan negen landen deelnemen aan de klinische studies. Het onderzoek loopt vijf jaar.

De palliatieve zorgbenadering gaat uit van de principes van palliatief redeneren: het leveren van passende zorg door het vroegtijdig signaleren van lichamelijke en psychische symptomen en sociale en existentiële zorgen van patiënten met hartfalen en hun naasten. Centraal in deze palliatieve zorg benadering staat het monitoren van symptomen en zorgen. Om dat optimaal te kunnen doen in de thuissituatie gaan de onderzoekers ook een app, genaamd PAL@Heart, ontwikkelen.

Het eerste deel van het onderzoek gaat over het in kaart brengen van de behoeften van patiënten thuis en hun naasten om het Utrecht Symptoom Dagboek-4 dimensioneel (USD-4D) te optimaliseren. Daarnaast wordt de huidige zorg in kaart gebracht, zoals de samenwerking tussen zorgverleners, artsen en verpleegkundigen. Op basis van deze uitkomsten wordt de palliatieve zorgbenadering en de inbedding in de zorg voor mensen met hartfalen per land geoptimaliseerd. Daarna volgt een haalbaarheidsstudie en de laatste twee jaar een trial om het effect en de kosteneffectiviteit te testen. Tijdens dit hele proces wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen van een optimale implementatie in Europa. Tevens wordt gelijkheid en inclusiviteit onderzocht, niet alleen in de zorg maar ook in de samenwerking tussen de onderzoekers vanuit de verschillende landen.

Meer informatie over dit onderzoek is te vinden op de Engelstalige projectwebsite, de website van UMCU en op de LinkedIn pagina van dit project. Het onderzoek wordt gefinancierd door de Europese Unie. Het UMCU is de overkoepelende projectleider. De Universiteit van Humanistiek en het Maastricht UMC nemen deel aan het project namens Nederland.

Voor vragen, neem contact op met Everlien de Graaf, senior onderzoek Universiteit Medisch Centrum Utrecht, via E.deGraaf@umcutrecht.nl.

Hoe verken ik de huidige stand van zaken rond palliatieve zorg voor mensen met hartfalen in de regio?

  • Gebruik feiten en cijfers om het onderwerp proactieve zorgplanning te (blijven) agenderen.
  • Met deze applicatie Kerncijfers behoefte aan palliatieve zorg – Palliaweb, kun je in jouw regio de behoefte aan palliatieve zorg bekijken voor patiënten die overleden zijn aan orgaanfalen. Dat geeft een grove indicatie.
  • Specifieke cijfers kunnen geleverd worden door ziekenhuizen zoals acute ziekenhuis-, SEH en IC opnames in de laatste levensfase van patiënten met hartfalen. Dit kan ongewenste zorg zijn geweest en een opening om het gesprek aan te gaan over het voeren van proactieve zorgplanningsgesprekken. Het % patiënten met 1 of meer SEH bezoeken in de laatste maand voor overlijden is een van 17 indicatoren voor de kwaliteit van de palliatieve zorg waarmee tijdens de NPPZII programma gewerkt wordt. Indicatorenset voor de palliatieve zorg – Palliaweb
  • Het gezamenlijk uitvoeren van de Zelfevaluatie Palliatieve Zorg voor zorgorganisaties, geeft een beeld van de mate waarin organisaties in het netwerk voldoen aan het Kwaliteitskader palliatieve zorg Nederland.

Extra: wat zijn de financieringsmogelijkheden van proactieve zorgplanning?

Bekostiging van de tijd voor het voeren van één of meerdere proactieve zorgplanningsgesprekken is een belangrijke randvoorwaarde voor de implementatie van proactieve (transmurale) palliatieve zorg. Op dit moment wordt door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzocht of en welke betaaltitels er nodig en mogelijk zijn voor structurele bekostiging van proactieve zorgplanning binnen de verschillende sectoren. Op dit moment is er al wel incidentele bekostiging mogelijk via innovatie, experimenten en facultatieve prestaties. Hiervoor dienen expliciet contractafspraken te worden gemaakt tussen (samenwerkende) zorgverleners en verzekeraars.
Deze paragraaf is gebaseerd op de Handreiking financiering palliatieve zorg 2024 en het rapport Verkenning bekostiging proactieve zorgplanning van de Nederlandse Zorgautoriteit.

  • Time to talk, bespreken wensen en grenzen in het ziekenhuis
    Voor het bespreken van wensen en grenzen in de palliatieve fase resulterend in een individueel, transmuraal afgestemd zorgplan is sinds november 2021 de facultatieve prestatie ‘Time to talk’1 beschikbaar voor ziekenhuizen. De doelgroep is een patiëntengroep waarbij de behandelend specialist de inschatting heeft gemaakt dat er binnen één jaar een reële kans op overlijden bestaat. De prestatie kan worden gedeclareerd indien hierover een schriftelijke overeenkomst tussen een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder is afgesloten en omvat ten minste de volgende onderdelen:

    • bespreken wensen en grenzen met de patiënt door de behandelend medisch specialist (proactieve zorgplanning)
    • informeren huisarts
    • vervolggesprek met patiënt
    • opstellen individueel zorgplan voor patiënt, dat is besproken met patiënt, huisarts en specialist en geaccordeerd door de consulent palliatie team

Op dit moment hebben het Ziekenhuis Gelderse Vallei en Zuyderland contractafspraken voor Time to Talk.

  • Bekostiging van proactieve zorgplanning in de huisartsenzorg
    Binnen de huisartsenzorg is het mogelijk om in S3 (lokale afspraken over zorgvernieuwing of resultaten) afspraken te maken voor het bekostigen van de extra tijd die proactieve zorgplanning kost. Zo zijn er verzekeraars die PaTz-groepen (structureel overleg tussen huisartsen en wijkverpleging ondersteund met een specialist palliatieve zorg) financieel ondersteunen. Zorgverzekeraars Zilveren Kruis en VGZ geven de mogelijkheid om binnen S3 behandelwensgesprekken te declareren.
  • Integrale verblijfsdagprijs in het verpleeghuis
    Verpleeghuizen worden bekostigd middels een integrale verblijfsdagprijs. Binnen dat tarief is er voldoende ruimte voor proactieve zorgplanning.
  • Mogelijkheden binnen de wijkverpleging
    De wijkverpleging heeft niet de regie binnen proactieve zorgplanning, maar is door het frequente contact met de patiënt wel vaak ‘de ogen en oren’ vanuit de zorgverlening en kan een belangrijke informatiebron vormen voor de overige zorgverleners. De benodigde tijd hiervoor kan worden meegenomen in de indicering van de wijkverpleging. Een risico voor organisaties van wijkverpleging is dat ze in hun contracten een gemiddelde prijs per patiënt afspreken, waarvoor complexe (dure) zorg een risico vormt. Zilveren Kruis sluit echter de palliatieve terminale zorg uit bij het berekenen van doelmatigheid. Hierdoor kunnen zorgaanbieders van wijkverpleging deze zware patiënten in zorg nemen zonder het risico te lopen hun contractafspraken voor een maximaal gemiddelde inzet te overschrijden. Andere verzekeraars denken ook na over maatregelen om dit risico voor zorgaanbieders te verzachten.

Extra: informatieve links

Informatie over proactieve zorgplanning 

De belangrijkste richtlijnen 

 (Meet)instrumenten en hulpmiddelen 

  • Voor het inventariseren van palliatieve zorgbehoeften bij patiënten met gevorderd hartfalen: I-HARP. Het helpt zorgverleners laagdrempelig bij het tijdig herkennen en bij het richting geven aan palliatieve zorg aan mensen met gevorderd hartfalen.
  • Op Palliaweb vind je tools die je in kunt zetten voor het ‘goede’ gesprek en hulpmiddelen palliatieve zorg. Ook de IKNL/Harteraad folder goede zorg voor mensen met hartfalen voor mensen die palliatieve zorg krijgen of daar op kort termijn voor in aanmerking kan behulpzaam bij het gesprek en/of om mee te geven na het gesprek. Als de patiënt en naasten daarvoor openstaan, kun je ook verwijzen naar de website en informatiebijeenkomsten Weet u wat u wilt?.

Hoe werk je aan bewustwording bij patiënten en naasten in de regio?


Hoe organiseer ik deskundigheidsbevordering?

  • Via het scholingsaanbod vind je een overzicht van opleidingen en bij- of nascholingen op het gebied van palliatieve zorg en  het voeren van proactieve zorgplanningsgespreken.
  • We pleiten ervoor dat de regionale netwerken rond hartfalenzorg en NPZ samen optrekken in bij- en nascholing zodat we samen (van elkaar) kunnen leren.

Is jouw regio klaar voor een projectmatige aanpak?

  • Het projectmatig implementeren van kansrijke en opschaalbare interventies, kan met ondersteuning van NPPZ II door middel van een aanvraag voor projectgebonden samenwerking. Welke projecten zijn kansrijk en opschaalbaar? Zie hier: Kansrijke projecten NPPZ II – Palliaweb.
  • Voor patiënten met gevorderd hartfalen is een hulpmiddel ontwikkeld voor het inventariseren van palliatieve zorgbehoeften. Dit instrument helpt zorgverleners laagdrempelig bij het tijdig herkennen van die palliatieve zorgbehoeften en bij het richting geven aan de zorg. Zie voor meer informatie over I-Harp: Tijdige herkenning van palliatieve zorgbehoeften bij patiënten met gevorderd chronisch hartfalen, de hulpmiddelenpagina.

Naschrift

Dit dossier is een levend document dat doorlopend aangevuld kan worden met nieuwe inzichten, ontwikkelingen, hulpmiddelen en implementatievoorbeelden. Feedback en suggesties zijn van harte welkom. Neem hiervoor contact op met Linette Belo, adviseur Proactieve Zorgplanning bij Stichting PZNL, via l.belo@pznl.nl.